De steenbakkerijen van de Rupelstreek binnen Vlaanderen 

Stikken

Steenbakkerijen hebben doorgaans een grote landschappelijke impact, maar laten relatief weinig monumentale overblijfselen na. Hoewel zij waarschijnlijk de oudste industriële bedrijvigheid vormen in onze gewesten - met vermeldingen vanaf het begin van de 13de eeuw - treffen we nog slechts vage sporen van die vroege periode aan in enkele toponiemen, in 'uitgebakken' of 'uitgebrikte' gronden, over het algemeen herkenbaar als lager liggende weiden of akkers in het landschap, of in de materiële resten van achtergelaten ovens die archeologisch werden onderzocht (bv. te Ramskapelle).
Deze relatieve onvindbaarheid is niet zo verbazingwekkend. De meeste constructies waren ook maar van tijdelijke aard: droogloodsen moesten gemakkelijk kunnen verplaatst worden, het droogveld - de werkplaats van de steenmaker - was gewoon een terrein in open lucht en de put of groeve eveneens. Ook de ovens verdwenen volledig, zij bestonden immers meestal maar uit een stapel te bakken stenen.
Afgezien van wijzigingen in het baksteenformaat evolueerde de technologie van het steenmaken en bakken slechts weinig vanaf de middeleeuwen tot in het midden van de vorige eeuw. Opvallend voor deze nijverheid was het seizoensgebonden, handmatig en zeer arbeidsintensieve karakter van het werk.
Tot de Eerste Wereldoorlog werden nog veel stenen gebakken in veldovens, door rondreizende steenbakkersploegen die de steen bakten op de plaats waar die nodig was. Baksteen is een relatief zwaar product en het transport was duur.

In de 19de eeuw concentreerde de baksteennijverheid zich steeds meer in enkele gebieden die door hun ligging of door hun rijke kleilagen bevoorrecht waren. In deze centra werd het economisch lonend om in gebouwen en vaste ovenconstructies te investeren.
Het monumentale erfgoed van de steen- en pannenbakkerijen is dus relatief recent en in vergelijking met hun oorspronkelijk uitgebreid verspreidingsgebied ook beperkt. Waar steenbakkerijen het meest intensief gefunctioneerd hebben, blijven er sporen van de environmental sites, hoewel versnelde, ja zelfs overhaaste reconversies veel hebben uitgewist.
We vinden die sporen in meerdere of mindere mate terug, in het Kortrijkse, de Kuststreek, het Land van Waas, de Noorderkempen.

Vooral in de Rupelstreek ontwikkelde de baksteennijverheid zich op een indrukwekkende schaal en bepaalde zij de totale landschappelijke vormgeving van de streek. Vanuit de dominante aanwezigheid van de 'gelegen' ontstond hier een grote verstrengeling van wonen, leven en werken. De arbeiders leefden op het fabrieksterrein. Deze verwevenheid is duidelijk merkbaar in het beschermd dorpsgezicht Noeveren te Boom. Behalve de arbeiders- en meesterswoningen, zijn er de typische bedrijfsgebouwen, zoals de droogloodsen, paardenstallen, ringovens met bijbehorende schouwen, klamp- en paapovens die thans nog steeds in werking zijn en die in het verleden samen met de ringovens het landschap langs de Rupel zo uniek maakten.

inzetten klampoven

snijder